Weinig mensen weten dat Clare Lennart het pseudoniem was van Clara van den Boogaard-Klaver (1899-1972). Als biografe van Clare Lennart ging ik op zoek naar de herkomst van dit pseudoniem en dat leverde mij twee mooie merklappen en twee raadsels op.
Clara Klaver had haar eerste literaire verhalen ‘De trage handen’ en ‘Liefde en logica’ onder haar eigen naam, het neutrale ‘C. Klaver’, gepubliceerd. Maar voor de voorpublicatie van haar roman Mallemolen in het tijdschrift Groot Nederland zocht ze een schuilnaam. Niet zozeer uit bescheidenheid, maar omdat ze haar huurders en straatgenoten in Mallemolen onder hun eigen naam en zeer herkenbaar had beschreven, met al hun aardige, maar ook met hun onaardige eigenschappen. Haar mentor, de criticus Frans Coenen, adviseerde haar iets eenvoudigs te kiezen dat niet ‘pompeus’ was. Het pseudoniem mocht niets met haar eigen naam van doen hebben.
De naam van haar moeder, Gerarda Doyer, kwam niet in aanmerking, vond Clara. Aan Frans Coenen schreef ze op 1 november 1933:
Doyer is leelijk en bovendien veel te verspreid in den lande. Allerlei wijn- en lakenhandelaren en belastinginspecteurs en doktoren en vreselijk veel zenuwzieke, oude vrijsters heten zoo. Ik geloof dat het geslacht begint uit te sterven, maar toen ik een kind was, wemelde het nog van ze. Maar ik dacht aan zoo’n mooie, zachttintige ingelijste oude letterlap die we thuis hebben en waarop Marchje Lennart staat. Het moet een overgrootmoeder of iets nog ouders geweest zijn. Ik vond het altijd een aardige naam en waarom zou ik me niet Clare Lennart noemen. Niet Clara, daar heb ik zoo’n hekel aan. En niemand noemt me ook ooit zo. Clare of Claire of als dat te exotisch klinkt maar Lotte. Zo heet de vrouw uit het boek.
Frans Coenen vond de naam Clare Lennart ‘héél goed van klank’, een ‘deftige naam en niets teveel of te weinig. Je zult er wel pleizier van hebben.’ De voornaam Clare kan Engels uitgesproken worden en dat doen ook velen. Waarschijnlijk zei ze zelf ‘Klaar Lénnart’. Bij de beroepsorganisatie, de Vereniging van Letterkundigen, dachten ze dat Clare Lennart een Engelse schrijfster was.
Het eerste raadsel
Ik vind het heel opmerkelijk dat Clare Lennart oog had voor de letterlap van haar familie, want ze had een broertje dood aan handwerken. De handwerklessen van juffrouw Kerlen op de kweekschool waren een dieptepunt in Clara’s schooljaren tussen 1914 en 1918. Onderwijzeressen moesten voor het handwerkonderwijs een aparte bevoegdheid halen, de Acte K. Die omvatte onder andere breien, merken, naaien, knippen en het verstellen van gebreid en genaaid goed. Clara had daar geen talent voor. Op haar rapporten stond strijk en zet ‘Klaartje moet ijveriger en netter worden’. Het breien van kousen was al een ramp: ‘Je breide maar en breide maar en knoeide wat en broddelde en breide weer en het leek volkomen zinloos en was ook zinloos.’ Naailes was nog erger, want naaien werd op papier aangeleerd, dat immers goedkoper was dan stof. Clara heeft deze lesmethode, een ‘kwelling die door een sadistische handwerkjuffrouw moet zijn uitgevonden’, geháát. In het verhaal Scheepjes van papier schrijft ze:
Een van de exameneisen was dat je het sloop, de vrouwezak, de gegeerde en de rimpelrok, het kinder-, het vrouw- en het manshemd en dito broek, en nog zo het een en ander tot in details kon maken van papier. Er werd een stug, glimmerig, vuilgeel, knisperend soort van papier voor gebruikt. Plooien, rimpels, belegstukken, boordjes, lange en korte mouwen, beensplithoekjes, wij moesten het allemaal maken van het weerbarstige, gore papier, dat altijd scheurde onder je handen. Met petieterige speldjes moest het werkstuk in elkaar gezet worden en als het klaar was kon je het overeind zetten.
Toch haalde ze uiteindelijk het vermaledijde handwerkdiploma: ‘Een meneer, die me zag zwoegen, zei troostend dat mijn hemd hem zeer geslaagd leek. Want er zaten meneren in de examencommissie. Ze zullen zijn toegevoegd door de goede toverfee, die vond dat ze iets moest doen voor de geplaagde meisjes. […] Ik geloof dat ik een twee kreeg voor dit hemd, maar ik haalde de akte doordat ik in theorie zo goed wist, hoe het moest.’ Haar werk als handwerkjuf deed ze later met tegenzin. En hoewel Clara voor de Tweede Wereldoorlog nog wel eens cadeaus breidde voor familieleden, heeft zij naaiwerk zoveel mogelijk vermeden en nooit heeft zij iets geborduurd.
Het tweede raadsel
Als biografe heb ik uiteraard alle interviews gelezen die Clare Lennart ooit gegeven heeft. Vaak werd naar haar pseudoniem gevraagd. Het verbaasde me dat zij in al die interviews een andere uitleg van haar pseudoniem gaf, namelijk ‘Lennart’ als half anagram van haar tweede voornaam Helena. Helena werd Lena en dit werd Lennart. Het mooie verhaal over de letterlap heeft ze nooit in het openbaar verteld. Ook haar zus Eveline Klaver, die in 1976 het boek Claartje, mijn zusje publiceerde en die wél veel van handwerken hield, schrijft niets over een merklap. In de stambomen van de families Klaver en Doyer heb ik, tot dusverre, geen Marchje of Margje Lennart aangetroffen.
Toen de dochters van Clare’s broer Dick Klaver het verhaal over de letterlap hoorden, konden zij me ook niet verder helpen. Maar ze gaven me wel een groot cadeau: twee handwerken uit de familie. Het oudste exemplaar is een stoplap gedateerd ANNO 1814 en voorzien van de letters EA. Het is mij onbekend wie deze lap heeft gemaakt. De tweede lap is in 1849 geborduurd in kruissteek en bevat een alfabet en vele klassieke motieven zoals een levensboom, druivendragers et cetera in zachte tinten. De initialen EM en LK staan voor Everdina Maria Moulin en Luite Klaver, de overgrootouders van Clare Lennart van vaderszijde. Maar helaas: geen letterlap van Marchje Lennart dus. Het is niet aannemelijk dat Clara het verhaal van de letterlap verzon voor Frans Coenen. Is het bewuste borduurwerk dan in een andere tak van de familie Klaver beland? Weggegooid? Opgegeten door de motten? Dit raadsel blijft vooralsnog onopgelost. Ondertussen mag ik genieten van deze twee fraaie handwerken in mijn bescheiden collectie merklappen.
Haar ware identiteit is jarenlang geheim gebleven. Collega-auteur Rico Bulthuis ontdekte pas twee jaar na hun eerste ontmoeting dat Clare Lennart een pseudoniem was en dat zij zelfs aangetrouwde familie was. Andersom bleef zij voor de studentes die kamers bij haar huurden ‘juffrouw Klaver’ en ze vertelde niets over haar schrijfwerk. Van een huurster kreeg ze zelfs een van haar eigen romans cadeau… Pas in 1949, toen ze het Boekenweekgeschenk Twee negerpopjes schreef, maakte zij haar eigen naam bekend. Op de deur van haar woning in de Utrechtse Zuilenstraat stonden inmiddels de namen Clare Lennart én W. van den Boogaard en C.H. Klaver. Ook op de grafsteen van Wim en Clara op Den & Rust in Bilthoven staat de naam Clare Lennart. Het ware verhaal over haar pseudoniem nam Clara Klaver echter mee in haar graf.